Het enigszins bijzondere “ambacht” van mutsenmaker trekt geregeld de aandacht, zeker ook omdat het wordt beoefend door een man, terwijl het vroeger veelal vrouwenwerk was.
Naast verbazing en be/verwondering constateer ik ook veel waardering.

 

Provinciale Zeeuwsche Courant, 21 november 2012

 

 

Verscheidenheid in een geborgen wereld

 

 

Jankees Goud (1977) is één dag in de week conservator textiel en streekdracht in het Historisch Museum De Bevelanden. De rest van de week verzorgt hij patiënten van het verpleeg­tehuis Ter Weel te Krabbendijke en studeert hij cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Streekdracht is voor veel mensen niet meer dan folklore, het roept een beeld op van een wereld die voorbij is. Waarom is iemand van net dertig jaar daarin geïnteresseerd? "Ik heb altijd een fascinatie voor klederdracht gehad. Ik woon in Yerseke en als kind zag ik zeer regelmatig mensen in dracht door het dorp lopen. Het visuele aspect van de kleurrijke opvallende kleding en het geborgene wat die wereld oproept prikkelen mij nu nog steeds. De dracht is nu vrijwel geheel verdwenen uit het straatbeeld. Niet één van de mannen loopt meer in dracht en nog maar een enkele hoogbejaarde vrouw draagt het."

"Streekdrachten worden vaak geassocieerd met agrarische of geïsoleerde gebieden, maar tot ongeveer de tweede helft van de negentiende eeuw was een vrij algemene, uit de vroege zeventiende eeuw stammende volksdracht, heel gangbaar, ook voor vrouwen uit de kleine stedelijke burgerij. De volksdracht werd onder meer in stand gehouden door sterke sociale controle. Het was een uiting van groepsbesef, gemeenschapszin en geloof." De basis van de vrouwelijke dracht bestond uit een rok met daarover een schort die de rok tegen het ergste vuil moest beschermen. Boven de rokken werd een jak met daarin een beuk en een halsdoek gedragen en het haar zat onder een mutsje. Vaak kwam er een siermutsje over de eenvoudige ondermuts. Iedereen droeg dezelfde kledingonderdelen, maar de uitvoering en de kwaliteit daarvan waren zeer verschillend. De draagsters onderscheidden zich door de kwaliteit van de stoffen en door middel van sieraden, zoals het collier, broches, hangers, sierspelden en accessoires als oorijzers en moffen. Door allerlei factoren raakte klederdracht in toenemende mate streekgebonden. Zeeland kent een wel heel grote regionale variatie in streekdrachten, zo rond 1900 waren er hier dertien drachten te onderscheiden!
Verhaalafbeeldingen/klederdracht/5.zondagse mutsen
Nieuwe trends binnen de klederdracht kwamen vaak uit de bovenste sociale laag. Kleding zegt iets over je status, en de rijkeren hadden de durf en het zelfvertrouwen om te veranderen. Zij begonnen vaak als eersten met het toepassen van elementen uit de burgermode, zoals nieuwe stoffen of een soort hoed, om maar wat te noemen." Veranderingen binnen de dracht kwamen ook van binnenuit. "Vrouwen zijn over het algemeen modebewuster en trend­gevoeliger dan mannen. Binnen de vrouwelijke klederdracht zien we de veranderingen dan ook sneller gaan dan binnen de mannelijke dracht. Elke nieuwe generatie dochters wilde zich onderscheiden van de vorige en voegde daarom iets toe aan de dracht van hun moeders. Deze veranderingen kunnen goed worden geïllustreerd aan de hand van de muts of kap. Dit onderdeel is het meest in het oog springende onderdeel binnen de dracht. Op Zuid-Beveland kennen de protestanten en katholieken elk een eigen muts, als uiting van hun religieuze achtergrond. De muts van de katholieken is trapeziumvormig en de protestantse kap is schelpvormig. Toch kennen beide mutsen hetzelfde kleine witte kanten kapje als oorsprong."

Verhaalafbeeldingen/klederdracht/3.bevelandse kap"Het was ondenkbaar dat je zonder bovenmuts in de kerk verscheen. Maar door al dat kant aan de kap werd deze groter en groter, zodat het bijna een ondraagbaar ding werd. Bij mist of nat weer hing de muts als een vaatdoek om het hoofd van de vrouw. In de polder was het dan ook gebruikelijk om de hoed na de kerkdienst onder te brengen bij de plaatselijke winkelier of herbergier. In de kabinetten van de cafés werden de mutsen door de week achter slot en grendel opgeborgen. Kerken legden de nadruk op soberheid. In bepaalde bevindelijke kerken werd blote of te wulpse kleding dan ook niet getolereerd. Blote armen moesten worden weggemoffeld, door moffen. Moffen werden overigens ook gedragen als bescherming tegen de kou." Jankees heeft ter illustratie, drie paar klaarliggen. Ze komen uit zijn eigen privécollectie. Het zijn fijngebreide kokervormige armbedekkingen die aan beide uiteinden open zijn. Eén paar is paarsgetint en zou zo in de collectie van Hennes & Mauritz kunnen worden opgenomen.
Verhaalafbeeldingen/klederdracht/7.speldenkussen
"In de loop van de twintigste eeuw is het dragen van klederdrachten zo goed als verdwenen. Door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) raken de dienstplichtigen gewend aan de gemakkelijker zittende legerkleding. Bij thuiskomst trekken ze de streekdracht niet meer terug aan. Door de crisis in de jaren dertig kunnen veel gezinnen de dure klederdracht niet langer betalen. Ook de watersnoodramp in 1953 eist zijn tol. Veel klederdracht gaat daarbij verloren en wordt vervangen door de burgerkleding van het Rode Kruis. De verdergaande individualisering en de toenemende welvaart vanaf de jaren zestig zorgen voor het definitief verdwijnen van de streekdracht. Je kunt je afvragen of er betere kleedgewoonten voor in de plaats zijn gekomen. De wereld is groter geworden en individualistischer, maar de kleding eenvormiger. Iedereen loopt nu, van Honduras tot Zeeland, in spijkerbroek en T-shirt, terwijl de traditionele klederdracht staat voor verscheidenheid. We moeten er zuinig op zijn want het is een deel van onze geschiedenis."

 

Gepubliceerd in: Zeven x Zeven, verhalen bij religieus erfgoed, uitgave SCEZ 2008

Bron: www.zevenxzeven.nl

Terug naar startpagina